‘Als ik mooie planten zie, dan til ik de maaier even op.’
Het bedrijf van Peter is gevestigd aan de Lage Haghorst, aan de andere kant van het Wilhelminakanaal. Een kanaal dat overigens gegraven is met machines waarmee tijdens de Eerste Wereldoorlog loopgraven waren gemaakt. Peter heeft jongvee dat hij weer verkoopt aan andere boeren. Het jongvee krijgt voor de helft voer uit de Hilver. De andere helft komt van ‘normale’ weilanden. Het voordeel van het hooi en het stro uit het natuurgebied is dat het structuurrijker en schraler is dan normaal gras. En dat is goed voor zijn jongvee.
Peter is naast agrariër ook de gebiedscoördinator van het Noordelijke deel van het natuurgebied. In die rol houdt hij zich bezig met maai- en hooibeheer. 95% van het beheer wordt gedaan door de boeren. Gezamenlijk delen ze de kosten. Staatsbosbeheer maait de natte oevers van de Reusel met speciale rupsvoertuigen, omdat de boeren daar niet bij kunnen komen. De kanten worden ieder jaar maar gedeeltelijk gemaaid, waardoor planten en dieren zich kunnen ontwikkelen. Vlinders vliegen uit, nieuwe planten komen op en mollen en muizen zorgen voor een open bodemstructuur en volop bodemleven.
Als Peter in de natuur bezig is ziet hij veel mooie dingen, zoals vlinders en bloemen. De mooie planten laat hij staan door z’n maaier even op te tillen. De vele functies die het gebied heeft zijn soms wel wat lastig te beheren. Weidevogels willen een open gebied, bermdieren juist meer beschutting. Er is bloemrijk grasland, kalere graslanden en er zijn plas-dras stroken die in droge periodes natter moeten blijven. Daarvoor wordt er met pompen op zonne-energie extra water op gepompt. Volgens Peter zitten er nu wel veel meer vogel- en wildsoorten dan vroeger. Zoals grutto’s, hazen, konijnen, fazanten en reeën. ‘Maar deze hebben het moeilijk omdat er ook meer rovers zitten zoals vossen en roofvogels.’